Onderzoek naar effecten van mindfulness

Op deze pagina vind je een korte samenvatting van een aantal artikelen die aan de basis staan van het wetenschappelijk onderzoek naar mindfulness. De afgelopen twintig jaar heeft onderzoek naar mindfulness een ware vlucht genomen, met name in de klinische psychologie en de neurowetenschappen. De VMBN-wetenschapscommissie vult deze artikelen regelmatig aan zodat je op de hoogte wordt gehouden van de nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen in dit vakgebied.

Parsons, C. E., Crane, C., Parsons, L. J., Fjorback, L. O., & Kuyken, W. (2017). Home practice in Mindfulness-Based Cognitive Therapy and Mindfulness-Based Stress Reduction: A systematic review and meta-analysis of participants’ mindfulness practice and its association with outcomes. Behaviour research and therapy95, 29-41.

In hoeverre draagt het doen van de formele oefeningen bij aan de effectiviteit van een MBSR en MBCT training?

In dit artikel voeren de auteurs een meta-analyse uit op basis van 59 eerdere wetenschappelijke studies waarin de (zelf-gerapporteerde) oefentijd van de deelnemers gemeten is. In het kort: de onderzoekers vinden een statistisch klein tot middelmatig effect van oefentijd op de effectiviteit van de training. Met andere woorden, wanneer een deelnemer meer oefent zal dat gemiddeld genomen samenhangen met een gunstig effect van de training. Deze conclusie moet gezien worden in het licht van enkele beperkingen: de oefentijd is gemeten op basis van zelfrapportage (de accuraatheid is niet duidelijk), en de uitkomsten zijn correlationeel (misschien oefenen deelnemers die meer baat hebben bij de training meer, in plaats van andersom).

De auteurs concluderen dat het, op basis van deze resultaten, aan te raden is om deelnemers aan te moedigen de formele oefeningen zoveel mogelijk te doen. Mentale training levert, net als fysieke training, meer op naarmate men meer oefent.


Van Dam, N. T., van Vugt, M. K., Vago, D. R., Schmalzl, L., Saron, C. D., Olendzki, A., … & Fox, K. C. (2018). Mind the hype: A critical evaluation and prescriptive agenda for research on mindfulness and meditation.

In 2017 publiceerde een groep wetenschappers een kritische reflectie over de stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek naar mindfulness.

Ze roepen onder meer op dat er meer consensus en duidelijkheid moet komen over wat mindfulness nu precies is. Zonder een duidelijke definitie van het begrip zijn onderzoeksresultaten moeilijk te interpreteren. Ook pleiten de auteurs voor meer en vooral meer grootschalige studies om de effecten van mindfulness verder te onderzoeken, en vinden zij dat er meer aandacht moet zijn voor mogelijke nadelige effecten van mindfulness beoefening en training.

Voor wetenschappers biedt het artikel een kans om hun methoden en theorieën te verfijnen en kritisch tegen het licht te houden, iets waar elk wetenschapsgebied op termijn uiteraard bij gebaat is. Ook voor mindfulnesstrainers en practitioners is het interessant om op de hoogte te zijn van de inhoud van dit artikel: anders dan mediaberichten soms doen vermoeden, is wetenschappelijk onderzoek naar de vragen of, hoe, en voor wie mindfulness training positieve effecten oplevert nog steeds in volle gang en ontwikkeling.


Creswell, J. D. (2017). Mindfulness interventions. Annual Review of Psychology68, 491-516.

Dit artikel geeft een gedetailleerd en uitgebreid overzicht van de wetenschappelijke stand van zaken omtrent mindfulness interventies.

Wat is mindfulness precies, welke effecten heeft het, en hoe komen die effecten tot stand? Op basis van eerdere randomized control trial (RCT) studies (de ‘’gouden standaard” om interventie effecten te bestuderen) bespreekt de auteur uitkomsten van mindfulness interventies op gezondheid, mentaal welbevinden, cognitief functioneren, en interpersoonlijk functioneren.

Specifiek bespreekt het artikel RCT bewijs voor de werking van mindfulness interventies op onder meer (omgaan met) chronische pijn, reductie van depressie terugval, reductie van PTSD symptomen, effectieve ondersteuning in de behandeling van verslaving, beter cognitief functioneren (zoals verhoogde aandacht en werkgeheugen), en verhoogde mate van empatisch vermogen. Verschillende studies worden besproken die inzicht geven in mogelijke neurale mechanismen, zoals structurele veranderingen in breingebieden die geassocieerd zijn met de regulatie van stress, en verbeterde connectiviteit tussen “controle” gebieden in de prefrontale cortex en stress- en emotie-gebieden in het limbisch systeem.

De auteur eindigt het artikel met een bespreking van mogelijke nadelige effecten van mindfulness training (zoals het herbeleven van trauma; triggeren van epileptische aanvallen), waar meer aandacht voor moet komen in wetenschappelijk onderzoek. Ook is er een noodzaak voor meer RCT’s met actieve controlegroepen.


Karremans, J. C., Schellekens, M. P., & Kappen, G. (2017). Bridging the sciences of mindfulness and romantic relationships: a theoretical model and research agenda. Personality and Social Psychology Review21(1), 29-49.

Naast de effecten van mindfulness voor de individuele deelnemer (zoals beter kunnen omgaan met stress, angst, en piekeren), wordt vaak beweerd dat mindfulness positieve effecten heeft op relaties met anderen.

Dit artikel geeft een overzicht van wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van mindfulness binnen romantische relaties. De conclusie is dat er eigenlijk nog heel weinig over bekend is, en dat er meer systematisch onderzoek naar dit thema gedaan moet worden.

De auteurs beschrijven een aantal theoretische redenen waarom mindfulness zou kunnen bijdragen aan een betere romantische relatie (zoals meer empathie, betere impulscontrole, en betere emotieregulatie), en er worden verschillende richtingen aangegeven waarin het onderzoek zich zou moeten bewegen.

Tevens wordt de mogelijkheid besproken dat mindfulness interventie juist ook kan leiden tot het beëindigen van een slecht functionerende relatie. Randomized control trials zijn een cruciale volgende stap om meer over dit thema te weten te komen.


Larouche, E., Hudon, C., & Goulet, S. (2015). Potential benefits of mindfulness-based interventions in mild cognitive impairment and Alzheimer’s disease: An interdisciplinary perspective. Behavioural Brain Research, 276, 199-212.

Dit review geeft een overzicht van de verschillende mechanismen die een rol spelen in de veroudering van de hersenen en de hersenfuncties (zoals het geheugen), en die mogelijk via de cultivering van mindfulness gunstig beïnvloed kunnen worden.

De maatschappelijke nood om dergelijke cognitieve stoornissen te voorkómen is groot. In het review ligt de nadruk op het voorkomen van stress-gerelateerde factoren, stemmingsstoornissen en subtiele ontstekingsprocessen, zoals deze voorkomen bij het metabole syndroom (vaak gezien als voorloper van diabetes type 2). De hiervoor veroorzaakte schade aan de hippocampus (een hersenstructuur sterk betrokken bij de geheugenopslag) is centraal in het ontstaan van ‘mild cognitive impairment’ en neurodegeneratie.

Blootstelling aan stress gedurende het leven, gecombineerd met individuele verschillen (zoals via genetische factoren, o.a. Apo-E-4) verklaart de variabele kwetsbaarheid van personen voor fysiologische stress en pathologische hersenveroudering. Regulatie van glucocorticoïden, ontstekingsprocessen en de boodschapperstof serotonine in de hersenen is mogelijk de weg waarlangs MBI’s een gunstig effect zouden kunnen hebben.


Crane, R. S., Brewer, J., Feldman, C., Kabat-Zinn, J., Santorelli, S., Williams, J. M. G., & Kuyken, W. (2017). What defines mindfulness-based programs? The warp and the weft. Psychological Medicine, 47(6), 990–999.

[Synthese van abstract] Er bestaat een grote belangstelling voor op mindfulness gebaseerde programma’s (MBP’s), in onderzoek, gezondheidszorg, onderwijs, strafrecht en in de werksetting. Voor een duurzame ontwikkeling van het veld is het nodig om precies te omschrijven wat onder een MBP wordt verstaan.

Dit artikel biedt een kader voor het definiëren van de essentiële kenmerken van de familie van MBP’s, die ontleend zijn aan het moederprogramma MBSR. Dit kader behandelt de essentiële kenmerken van het programma en van de leraar.

MBP’s:

  • worden geïnformeerd door theorieën en praktijken die voortkomen uit het samenkomen van contemplatieve tradities, wetenschap en de belangrijkste disciplines van geneeskunde, psychologie en onderwijs;
  • worden ondersteund door een model van menselijke ervaring dat de oorzaken van menselijk leed en de wegen om het te verlichten behandelt;
  • ontwikkelen een nieuwe relatie met ervaring die wordt gekenmerkt door een focus op het huidige moment;
  • ontwikkelen kwaliteiten zoals vreugde, compassie, wijsheid, gelijkmoedigheid en meer aandachts-, emotionele en gedragsmatige zelfregulering, en betrekken de deelnemers bij een aanhoudende intensieve training in mindfulness-meditatie, in een ervaringsgericht, op onderzoek gebaseerd leerproces en in oefeningen om begrip te ontwikkelen.

Het doel van dit paper is om klaarheid te geven, wat op zijn beurt de systematische ontwikkeling van MBP-onderzoek en de integriteit van het veld tijdens de transitie naar mainstream zal ondersteunen.


Hempel, S., Taylor, S. L., Marshall, N. J., Miake-Lye, I. M., Beroes, J. M., Shanman, R., et al. (2014). Evidence Map of Mindfulness. Dept. of Veteran Affairs, Washington (DC).

[Synthese van abstract] Deze studie geeft een overzicht van interventie-onderzoek naar ‘mindfulness’ en beschrijft de omvang en de focus ervan. Het vat de resultaten samen van patiëntstudies, gerapporteerd in systematische reviews van gerandomiseerde, gecontroleerde trials (RCT’s).

In totaal 10 elektronische gegevensbestanden werden doorzocht, tot februari 2014. ‘Reviews van reviews’ werden doorgelicht en experts werden geraadpleegd. In een zeer informatieve ‘bubble-plot’ wordt een visueel overzicht (‘evidence map’) gegeven van de resultaten.

In totaal voldeden 81 systematische reviews aan de inclusiecriteria en de grootste review omvatte 109 mindfulness RCT’s. Het meest beschikbaar waren algemene reviews betreft gezondheidsvoordelen of psychologisch welbevinden. Reviews van chronische ziekte, depressie, middelengebruik, somatisatie, angst en geestesziekten omvatten 10 of meer RCT’s.

De beoordelingen suggereren differentiële effecten van mindfulness-gebaseerde stress-reductie (MBSR), op mindfulness gebaseerde cognitieve therapie (MBCT) en andere op mindfulness gebaseerde interventies. Het meest consistente effect werd gerapporteerd voor depressie, maar gepubliceerde meta-analyses wezen ook op effecten (in vergelijking met passieve controlegroepen) van MBSR op de algehele gezondheid, chronische ziekte en psychologische variabelen; van MBCT voor geestesziekte; en van mindfulness-interventies voor somatisatiestoornissen. Er is ook beperkt bewijs beschikbaar voor de effecten van MBI’s op pijn, angst en psychose in vergelijking met passieve controlegroepen. Meer details worden gegeven wat betreft de prioriteitsgebieden post-traumatische stressstoornis (PTSS), stress, depressie en welzijn.

De evidence map biedt een breed overzicht van het onderzoek met MBI’s in klinische patiëntgroepen, vooral bedoeld om de staat van het bewijsmateriaal te helpen interpreteren en om beleid en klinische besluitvorming te informeren.


Tang, Y. Y., Hölzel, B. K., & Posner, M. I. (2015). The neuroscience of mindfulness meditation. Nature Reviews Neuroscience, 16(4), 213-225.

Dit paper geeft een gedegen overzicht van het meest recente onderzoek binnen de cognitieve neurowetenschappen naar de effecten van mindfulness op hersenprocessen.

De kerncomponenten van meditatie zijn controle van de aandacht, emotieregulatie en ‘self-awareness’, uiteindelijk resulterend in een verandering in de zelf-regulatie. Onderzoek in dit veld wordt doorgaans verricht met behulp van beeldvormende technieken (o.a. fMRI), waarbij de vraag vaak is hoe veranderingen in klinische uitkomstmaten als gevolg van training gekoppeld zijn aan functionele veranderingen in hersennetwerken en in structurele veranderen van hersenstructuren.

Verschillende hersengebieden blijken steeds opnieuw genoemd te worden in dergelijke studies. Bij aandachtscontrole blijken vooral het voorste deel van de cingulate cortex en het striatum actief, bij emotieregulatie meerdere delen van de prefrontale cortex, de limbische gebieden en het striatum, en bij ‘self-awareness’ de insula, de mediale prefrontale cortex, de posterieure cingulate cortex en de precuneus.

Omdat dit een relatief nieuw onderzoeksveld betreft, blijven onderliggende mechanismen vooralsnog onduidelijk en zijn er meer, langerlopende rigoreuze studies nodig waaraan grotere groepen personen meedoen om hier meer licht op te werpen.