Heeft mindfulness toegevoegde waarde bij mensen met subjectieve cognitieve achteruitgang of een milde cognitieve stoornis?
Een samenvatting en bespreking van:
Yi, L. R. S., Jing, S. J., Hammoda, A., & Jonathan, B. (2023). Effects of mindfulness‐based interventions on neuropsychiatric symptoms and psychological well‐being on people with subjective cognitive decline and mild cognitive impairment: A meta‐analysis. International Journal of Geriatric Psychiatry, 38(8), e5986. https://doi.org/10.1002/gps.5986
Auteurs: Martin van Boxtel en ChatGPT, in samenwerking met Wendy Kersemaekers, Imke Hanssen en Marleen ter Avest
Inleiding
Cognitieve vaardigheden als bijvoorbeeld het verbaal geheugen en probleem-oplossend vermogen kunnen minder worden naarmate men ouder wordt. Subjectieve cognitieve achteruitgang (subjective cognitive disorder, SCD) en milde cognitieve stoornissen (mild cognitive impairment, MCI) worden beschouwd als voorspellers van een ernstiger cognitieve stoornis, zoals dementie, in de toekomst. SCD en MCI treffen tot 25% van de bevolking boven de 50 jaar. Hoewel de ernst van cognitieve achteruitgang verschilt, ervaren mensen met SCD en MCI vergelijkbare psychologische stressniveaus, die kunnen leiden tot neuropsychiatrische symptomen (NPS) zoals angst, depressie en apathie. Deze symptomen tasten niet alleen de kwaliteit van leven aan, maar kunnen ook het proces van cognitieve achteruitgang versnellen. In dit verband worden mindfulness-interventies steeds vaker gezien als een veelbelovende strategie om het psychologisch welzijn te verbeteren. Deze meta-analyse had als doel om de effecten te evalueren van op mindfulness-gebaseerde interventies (MBI’s) op NPS en psychologisch welzijn bij mensen met SCD en MCI.
Centraal staat de Mindfulness-to-Meaning theorie, die stelt dat je met mindfulness anders leert omgaan met stress door cognitieve herinterpretatie van negatieve gebeurtenissen. Deze theorie stelt dat mindfulness ingrijpt in de emotieregulatie door een verhoogde activiteit in de prefrontale cortex, waardoor negatieve emoties gedempt worden. Mogelijk kan mindfulness beoefening ook leiden tot fysiologische effecten die behulpzaam kunnen zijn bij deze doelgroep, zoals het verminderen van niveaus van stress-gerelateerde biomarkers (zoals cortisol) en ontstekingsfactoren (zoals IL-6 en C-reactief proteïne). Tot slot zou mindfulness beoefening mogelijk kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van meer acceptatie in het omgaan met de cognitieve beperkingen.
Deze studie richtte zich op de vraag: hoe effectief zijn op mindfulness-gebaseerde interventies in het verminderen van neuropsychiatrische symptomen (NPS: angst, depressie, stress) en het verbeteren van het psychologisch welzijn van mensen met SCD en MCI?
Methode
De onderzoekers voerden een uitgebreide systematische review en meta-analyse uit in databases als PubMed en de Cochrane Library naar artikelen op dit onderwerp die tot aan juni 2023 waren gepubliceerd. Alleen gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT’s) die mindfulness centraal stelden in de interventies werden opgenomen. Het ging om studies met mensen met SCD of MCI, van 50 jaar of ouder. De interventies bestonden uit mindfulness-gebaseerde meditatie, waaronder ook yoga werd gerekend. Als controlegroep mochten alle vormen van behandeling, gebruikelijke zorg of geen interventie gebruikt zijn. Uitkomstmaten waren NPS (angst, depressie, stress) en psychologisch welzijn. Andersoortige onderzoeken zoals observationele studies en reviews werden niet gebruikt.
Resultaten
In totaal voldeden er 21 artikelen gebaseerd op 18 RCT’s, welke 974 individuen bevatten met een gemiddelde leeftijd van 70 jaar. Studies werden uitgevoerd in de V.S., Canada, Singapore en Europa. Interventies varieerden in duur van 6 tot 12 weken, vaak met wekelijkse sessies van 1 tot 2,5 uur, al of niet aangevuld met dagelijkse thuisoefeningen. Er was sprake van actieve controlegroepen (zoals geheugen- en cognitieve training), maar ook groepen die gebruikelijke zorg kregen.
De belangrijkste uitkomsten:
- Angst: Mindfulness-interventies verminderden angst direct na de interventie met een kleine maar significante effectgrootte (g = −0.30). Er was echter geen significant langetermijneffect.
- Stress: Een matige afname van stress werd gevonden (g = −0.58), wat laat zien dat mindfulness bijzonder effectief kan zijn in stressmanagement.
- Kwaliteit van leven (QoL): Verbeteringen in kwaliteit van leven waren klein (g = 0.50), maar kunnen toch wijzen op bredere voordelen van mindfulness, namelijk op het emotioneel en sociaal functioneren.
- Depressie en andere symptomen: Er waren geen significante effecten op depressie, apathie of op biomarkers geassocieerd met stress en ontsteking. Lange-termijn analyses toonden ook geen voordelen voor depressie en angst aan.
De effectiviteit van mindfulness varieerde afhankelijk van de duur en intensiteit. Langere sessies (>2 uur) en interventies met thuisoefeningen hadden meer effect. Traditionele MBSR-gerelateerde methoden leken consistenter effectief vergeleken met niet-gestandaardiseerde programma’s. De kwaliteit van het bewijs varieerde van laag (voor depressie en angst) tot hoog (voor stress en QoL). De methodologische kwaliteit van studies was erg wisselend.
Discussie
De resultaten ondersteunen het gebruik van mindfulness-gebaseerde interventies voor de verbetering van angst, stress en kwaliteit van leven bij mensen in mogelijke voorstadia van een cognitieve stoornis. Mindfulness beoefening kan dus bijdragen aan emotionele stabiliteit en welzijn bij vroege cognitieve achteruitgang. Echter, de beperkte effectiviteit voor depressie en het gebrek aan significante lange-termijn effecten laten zien dat verdere verfijning van interventies nodig is. Mensen met MCI en SCD hebben specifieke uitdagingen, zoals een verhoogd bewustzijn van cognitieve achteruitgang, wat gerichte psychologische ondersteuning nodig maakt.
Voor toekomstig onderzoek gelden er enkele aanbevelingen. Zo zijn er meer RCT’s met een groter aantal deelnemers nodig om de bevindingen te versterken. Ook zouden, naast zelfrapportages, ook biomarkers als cortisol en hersenactiviteit moeten worden opgenomen om de effecten objectiever te kunnen beoordelen. Daarnaast, dient onderzoek meer gericht te zijn op duurzaamheid van mogelijke voordelen op de langere termijn. En tot slot dienen studies in meer diverse settings en populaties te worden verricht om de generaliseerbaarheid ervan te vergroten.
Beschouwing
Mindfulness kan worden opgenomen in vroege interventieprogramma’s voor mensen met cognitieve stoornissen, gericht op psychologisch welzijn. Toekomstige programma’s kunnen nog beter worden aangepast aan individuele behoeften, zoals door deze te combineren met een cognitieve training of duidelijke gezondheidsvoorlichting. Hoewel de voordelen op de lange termijn nog beperkt lijken, biedt mindfulness een veelbelovende aanvulling op bestaande interventies in de vroege stadia van cognitieve achteruitgang, vooral als het daarbij gaat om het anders leren omgaan met stress. Met verdere verfijning van de training op basis van nieuw onderzoek kan het mogelijk ingezet worden bij het vertragen van cognitieve achteruitgang en het verbeteren van het welzijn in deze kwetsbare populatie.